“Fryslân is van groot belang voor doortrekkende en overwinterende wad- en watervogels. Ganzen, eenden, steltlopers,…
Moet de paraplu of de regencape mee of laten we die in de in de auto? Een beetje onzeker of het
droog blijft, nog even schuilend onder de achterklep van de auto bij een kort buitje, en na een kop
koffie of thee met koek van de catering van de familie Dam, gaan we van start vanaf een
parkeerterreintje aan de rand van het Fochteloërveen. We hebben verder de hele ochtend droog weer
bij een schitterende tocht door het veengebied.
We lopen met zijn achten plus twee excursieleiders van Natuurmonumenten eerst een stukje over de
voor autoverkeer afgesloten weg en krijgen van Jan uitleg over het gebied: 2500 ha hoogveen, een
van de weinige die in Nederland behouden zijn en waar nog levend hoogveen voorkomt. Jan vertelt
over het ontstaan, de kenmerken en het beheer van het terrein.
Als je vertrouwd bent met heidevelden, dan is dit hoogveenlandschap een verrassing. Hier en daar
kleine stukjes met heide met naast de drie veel voorkomende soorten hier ook lavendelheide. Verder
lage begroeiing van planten, waaronder zeldzame zoals valkruid, her en der opschietende bomen,
waar Natuurmonumenten niet te veel van wil hebben, en veel natte stukken met verspreid kleine en
soms grote poelen van afgegraven hoogveen. Het is een prachtig landschap.
Al snel verlaten we de weg en gaan we eerst over een fietspad, daarna via een wandelpad dieper het
veen in. Jan duikt de berm in en vist veenmos uit het water. Veenmos kan erg veel vocht vasthouden,
wat hij demonstreert door de pluk als een spons uit te knijpen. Bij veenmos blijft alleen al met
uitknijpen 40% massa over, vertelt Sies mij later. Aardig om te zien dat Jan het plukje niet in de berm
gooit, maar terug het water in.
Jan heeft er rekening mee gehouden dat hij met een stel mensen van een vogelwacht op stap is en
heeft Dick meegevraagd. De wens om de slangenarend te zien, heeft Dick meteen bij de start al
getemperd. Alleen bij zonnig weer komen namelijk de slangen tevoorschijn. De kans om kraanvogels
te zien is groter, maar zal later blijken, ook die laten zich niet waarnemen. Maar dit wordt
ruimschoots goed gemaakt. Al snel horen we de roep van de wielewaal. Onderweg zien we onder
andere: de boompieper, het paapje, prachtig langdurig zingend in de top van een grote struik, een
paar keer de bruine kiekendief, zowel het mannetje als het vrouwtje en horen we niet alleen de
koekoek, maar zien hem mooi wegvliegen met uitgestoken nek vanaf zijn zangpost.
Aan het eind van de excursie in een ander deel van het natuurgebied, waar we de aangelegde
zandruggen kunnen zien die het veen daar in compartimenten verdeelt om het water vast te houden,
komt het klapstuk van deze ochtend: een roepende draaihals die zelfs even te zien is als hij wegvliegt
uit een boom. En alsof dit nog niet genoeg is, krijgen we duidelijk zichtbaar een grauwe klauwier in
beeld, eerst het mannetje en daarna ook het vrouwtje.
Een zingende bosrietzanger zet ons op het verkeerde been en vermaakt ons nog even met zijn
imitaties door sprekend een groenpootruiter en een scholekster na te doen.
Als Doeke enthousiast roept dat hij een kievit ziet, vinden we het tijd om naar Kollum terug te keren.
Tekst: Klaas de Vries, Foto’s Doeke Dam